Alexander Gardner (soldaat)
Gardner is volgens eigen zeggen in Wisconsin geboren als zoon van een Schotse vader en een Anglo-Spaanse moeder. Baron von Hügel ontmoette Gardner in 1835 en beweerde dat hij Iers was, maar ondersteunend bewijs hiervoor ontbreekt.
Gardner ging in ongeveer 1809 naar Ierland. Hij keerde in 1812 naar Amerika terug, maar toen hij zijn vader dood aantrof, zeilde hij naar Europa en keerde nooit meer naar Amerika terug. Vanuit Europa reisde hij naar Astrakhan waar zijn broer werkte. Na de dood van zijn broer in 1817 probeerde Gardner een positie te verwerven in het Russische leger. Toen dat mislukte verliet hij Rusland en bracht de volgende 13 jaar zwervend door Centraal Azië door.
In 1823 werd hij in Afghanistan gevangen genomen door Habib Ullah Khan, de neef van Dost Mohammed Khan. Habib Ullah vocht tegen zijn oom om de troon van Kabul, en hij recruteerde Gardner voor zijn zaak als commandant van 180 ruiters. Na een aanval op een pelgrimskaravaan trouwde Gardner met een van de gevangenen, een inheemse vrouw, en ging in een fort bij Parwan wonen waar een zoon werd geboren. Toen Habib Ullah in 1826 werd verslagen, werden Gardners vrouw en zijn zoontje door de troepen van Dost Mahommed vermoord. Later dat jaar vluchtte Gardner met een paar metgezellen naar het noorden en bij de rivier de Oxus werd zijn groep aangevallen door vijftig ruiters: zij verloren acht van hun dertien mannen en de overlevenden raakten allen gewond maar konden ontsnappen. Hun route ging nu in de richting van Badakhshan en de vallei van de Kokcha; de Oxus werd uiteindelijk overgestoken tegenover de Shakhdara om de vallei van Shignan te bereiken. Vanaf dit punt is zijn relaas fragmentarisch en moeilijk te begrijpen, omdat grote delen ervan hoogst onwaarschijnlijk of onmogelijk zijn. Hij beweerde Yarkand op 24 september te hebben bereikt, maar het jaar is onzeker; 1827, 1828 of 1829 zijn mogelijk, zeker is dat hij er in 1830 was. Hij keerde terug naar Afghanistan en bezocht Kafiristan, mogelijk als eerste westerling. In augustus 1831 vertrok hij als vogelvrijverklaarde uit Afghanistan naar de Punjab, waar hij werd benoemd tot commandant der artillerie. Hij diende deze functie vele jaren voordat hij werd overgeplaatst naar de dienst van Maharadja Ranjit Singh, waar hij een van de 32 tot 100 westerse soldaten in Ranjit’s leger was. Hij werd later door Maharaja Ranjit Singh bevorderd tot kolonel.
Ik passeer, een eigenzinnige vreemdeling:
Mijn minnares nog steeds de open weg
En de heldere ogen van gevaar.
Epigraaf van Alexander Gardner’s Autobiografie
Hij bleef in het Sikh leger na de dood van Ranjit Singh in 1839, tot aan de Eerste Anglo-Sikh Oorlog.
Gardner was betrokken bij talrijke geweer- en zwaardgevechten tijdens zijn carrière. Hij werd beschreven als 1 meter 80, met een lange baard, een allround strijder en vechter. Van Gardner is bekend dat hij in 1841 de stad Lahore heeft gered toen zijn kameraden hem in de steek lieten en hij de kanonnen afvuurde die 300 vijanden doodden.
Gardner bleef in dienst van de Maharadja’s toen zij kwamen en gingen, en was getuige van de val van de Punjab als een soeverein koninkrijk. Dit beschreef hij levendig in zijn boek over de val van het Sikh rijk.
Hij wordt beschreven als iemand die in zijn latere leven bleef lijden aan de gevolgen van veertien wonden. Hij zou moeilijk te verstaan zijn geweest door “zijn gebrek aan tanden, zijn voorkeur voor alcohol, zijn hoge leeftijd of de zangerige klank van zijn roestige Engels; het zou ook veroorzaakt kunnen zijn door de snee in zijn keel die de meest duidelijke van zijn vele wonden was en die hem verplichtte een tang in zijn nek te klemmen als hij at of dronk.”
Gardner hield een dagboek bij, waarvan een groot deel verloren is gegaan. Uittreksels werden gepubliceerd in 1853, en veroorzaakten controverse. Zijn heldendaden waren zo bizar dat de geograaf Sir Henry Yule ze niet geloofde. Op latere leeftijd vertelde Gardner over zijn avonturen aan verschillende toekomstige biografen, en na zijn dood werd het overgeleverde materiaal gepubliceerd in Soldier and Traveller: memoirs of Alexander Gardner; edited by Major Hugh Pearse.
Gardner verschijnt als een belangrijk bijpersonage in de roman Flashman and the Mountain of Light. Delen van zijn reis zijn toegevoegd aan The Man Who Would Be King, met name zijn bezoek aan Kafiristan.