Anterieure cervicale discectomie en fusie
Anterieure cervicale discectomie en fusie kan worden uitgevoerd voor een verscheidenheid van pathologieën, maar wordt het meest gebruikt voor de behandeling van cervicale radiculopathie of myelopathie. De procedure omvat een anterieure decompressie van de discusruimte, gevolgd door interbody grafting en fusie. Aanvullende anterieure plating wordt gewoonlijk uitgevoerd, en in bepaalde omstandigheden kan posterieure instrumentatie voor extra fixatie zorgen. De procedure omvat de volgende stappen: (1) Het gebruik van een anterieure benadering van de cervicale wervelkolom, meestal de Smith-Robinson benadering mediaal van de musculus sternocleidomastoideus en de carotis schede. (2) Bevestiging van het juiste niveau van de wervelkolom. (3) Elevatie van de m. longus colli, die fungeert als manchet voor het plaatsen van de retractors. (4) Verwijdering van de betrokken schijf en decompressie van het ruggenmerg en de zenuwwortels. Dit wordt vergemakkelijkt door distractie van de discusruimte, meestal met distractiepennen. Osteofyten langs de bodem van het wervelkanaal die op het ruggenmerg drukken, worden met een braam verwijderd. Zachte schijf en anulair materiaal worden ook verwijderd, meestal met curets en rongeurs. Oncovertebrale osteofytenresectie en foraminotomieën worden voltooid om de uittredende zenuwwortels te decompresseren. (5) Timmer- en decorticatie van de eindplaten ter voorbereiding van de fusie. (6) Opmeten van de discusruimte gevolgd door het inbrengen van een interbody graft. (7) Anterieure fixatie, meestal door toepassing van een plaat-en-schroefconstructie. (8) Hemostase en sluiting.