Antipater
Antipater (399-319): opperbevelhebber van de Macedonische strijdkrachten in Europa tijdens de oostelijke veldtocht van Alexander de Grote, later regent voor Alexanders geestelijk instabiele broer Filips III Arridaeus.
Antipater werd in 399 BCE geboren als zoon van een Macedonische edelman genaamd Iolaus. Hij diende als soldaat en diplomaat onder de koningen Perdiccas III (365-360) en Philippus II (360-336) en schijnt een persoonlijke belangstelling te hebben ontwikkeld voor de opvoeding van de kroonprins van laatstgenoemde, Alexander. Toen de koning werd gedood, zorgden Antipater en Filips’ vertrouwde generaal Parmenion ervoor dat Alexander zijn vader opvolgde. Antipater regelde dat het leger Alexander als koning begroette, speelde waarschijnlijk een rol bij de moord op een rivaliserende kandidaat, en Parmenion ontdeed zich van een andere kandidaat.
In het volgende jaar (335) beloonde Alexander hen: hij benoemde veel verwanten van Parmenion tot bevelhebbers in het Macedonische leger, en maakte Antipater opperbevelhebber van de strijdkrachten in Europa. Beide mannen kwamen in actie. Filips had Parmenion naar Azië gestuurd als bevelhebber van de voorhoede van een expeditieleger dat het Achaemenidische Rijk ten val moest brengen; de oude generaal moest zich nu verdedigen tegen de Perzische bevelhebber Memnon van Rhodos. Antipater was bij Alexander tijdens de veldtocht tegen de opstandige Griekse stad Thebe.
In 334 voegde Alexander zich bij Parmenion en liet Antipater de leiding over Macedonië en Griekenland. Hoewel de meeste gevechten door Alexanders leger werden geleverd, was Antipater ook bij de oorlog betrokken. In de winter van 334/333 stuurde hij versterkingen naar Gordium, waar Alexander verbleef. De volgende zomer viel de Perzische marine, onder bevel van Memnon en Pharnabazus, de Egeïsche Zee binnen en dreigde de oorlog naar Thracië en Macedonië te brengen. Met een combinatie van kracht en geluk hield Antipater de situatie onder controle. Na Alexanders overwinningen bij Issus (333) en Tyrus (332) was de Perzische zeemacht gebroken en keerde de rust terug in het Egeïsche gebied.
De Spartaanse koning Agis III (338-330) had echter geld aangenomen van Pharnabazus en had een groot leger van 20.000 man opgebouwd. In 331 organiseerde hij een anti-Macedonische coalitie. Alexander stuurde enorme hoeveelheden geld naar Macedonië, waar Antipater een veldtocht in Thracië afbrak en een ander leger opbouwde, dat twee keer zo groot was als dat van Agis. In de lente van 330 werd de Spartaanse koning verslagen bij Megalopolis. Hij stierf op de terugweg naar Sparta. Antipater stuurde zijn eigen huurlingen naar het oosten, waar zij Alexander ontmoetten in Sogdia (329).
Tussen was een conflict uitgebroken tussen Antipater en Alexanders moeder Olympias. Zij besloot naar Molossis te gaan, het kleine koninkrijk waar zij geboren was. Hier kreeg zij ruzie met haar dochter en Alexanders zuster, koningin Cleopatra, die besloot naar Antipater te gaan en zeven jaar aan zijn hof verbleef.
Tijdens deze periode bleef Olympias brieven schrijven aan haar zoon, waarin zij hem op de hoogte bracht van het voortdurende wangedrag van Antipater. Alexander negeerde de eerste klachten – die moeten hebben samengevallen met de komst van de versterkingen – maar later schijnt hij zijn geduld te hebben verloren. In 324, toen hij uit India terugkeerde, beval hij Antipater naar Babylon te komen. Hij stuurde zijn vertrouwde generaal Craterus met 11.500 veteranen terug naar Europa, waar hij Antipater moest opvolgen als opperbevelhebber van de Macedonische strijdkrachten in Europa.
Antipater was echter niet in staat te gehoorzamen. In de zomer had Alexander alle Griekse steden bevolen hun bannelingen te accepteren en hun bezittingen terug te geven (tekst). Dit had grote spanningen veroorzaakt en Antipater wist dat hij de sterkte van zijn troepen niet kon verminderen. Hij zond zijn zoon Cassander naar Babylon, maar diens diplomatieke missie werd een mislukking, omdat Alexander de weigering van Antipater opvatte als een bevestiging van de berichten van Olympias. De familie van Antipater was nu in ongenade gevallen, en toen de koning op 11 juni 323 v. Chr. stierf, ging het gerucht dat Cassander hem had vergiftigd.
De veroveraar werd opgevolgd door zijn halfbroer Philippus Arridaeus, die niet alleen een bastaard was, maar ook geestelijk ongeschikt om te regeren. Daarom werd generaal Perdiccas tot regent benoemd. Vrijwel onmiddellijk brak de oorlog uit die Antipater had voorspeld; deze wordt de Lamiaanse oorlog genoemd. De Atheners hadden zich al enige tijd voorbereid en kregen nu gezelschap van verscheidene andere Griekse steden. Zij bezetten Thermopylae, en toen Antipater aankwam, werd hij teruggedrongen en gedwongen zich in de nabijgelegen vesting Lamia te verbergen.
In het voorjaar van 322 kon Leonnatus, de satraap van het Hellespontijnse Phrygia, hem aflossen, maar de bevrijder stierf in actie en de oorlog ging door. In de zomer echter arriveerde Craterus met de 11.500 veteranen en een zeemacht die hij in Cilicië had opgebouwd. Dit betekende het einde van de oorlog. Met behulp van deze versterkingen kon Antipater de Grieken verslaan bij Crannon (5 september 322). Hun steden, die tijdens Alexanders bewind vrije bondgenoten waren geweest, werden voortaan als Macedonische onderdanen behandeld. Het betekende tevens het einde van de Atheense democratie.
Op hetzelfde moment verliet Cleopatra Pella en ging naar Sardes in Lydië, waar zij haar hand aanbood aan Perdiccas. Een verbintenis tussen de zuster van Alexander de Grote en een generaal zou de eenheid en stabiliteit van het rijk ten goede komen, omdat de onstabiele Filippus Arridaeus zou worden vervangen door een sterkere man.
Er was één complicatie. Perdiccas was verloofd met Antipater’s dochter Nicaea, en toen deze verloving werd verbroken, voelde Antipater zich beledigd. Maar wat oorlog werkelijk onvermijdelijk maakte, was de groei van Perdiccas’ macht en de angst die dit teweegbracht bij de andere Macedonische leiders – Antipater in de eerste plaats, maar ook Craterus en Ptolemaeus, de satraap van Egypte. In de laatste weken van 322 brak een burgeroorlog uit (de Eerste Diadochische Oorlog). In de volgende lente verstevigden de opstandelingen hun bondgenootschap door onderlinge huwelijken aan te gaan. Antipater schonk zijn dochters Phila en Eurydice aan Craterus en Ptolemaeus; Nicaea, die eens aan Perdiccas beloofd was, trouwde met Lysimachus, de gouverneur van Thracië.
Perdiccas zag dat zich een geduchte coalitie aan het organiseren was. Hij besloot Egypte binnen te vallen, maar werd gedood door zijn eigen officieren Peithon, Antigenes, en Seleucus (zomer 320). Ptolemaeus en de officieren van Perdiccas begonnen onderhandelingen. Ptolemaeus kreeg het regentschap aangeboden, maar hij was te slim om in het aas te happen: hij wilde houden wat hij gewonnen had, en het niet riskeren in een groter spel. Hij benoemde Peithon en een officier genaamd Arridaeus, twee mensen die duidelijk geen prestige hadden en nooit separatisten als Ptolemaeus zouden kunnen tegenhouden.
Antipater was niet blij met deze regeling. Hij wilde de nieuwe regent zijn, omdat hij in staat was het rijk van Alexander in stand te houden. Te Triparadisus (misschien te Baalbek) regelde hij de zaken op de door hem gewenste wijze (details). Begin 319 ging Antipater met zijn leerling Philippus Arridaeus naar Macedonië, waar Antipater enkele maanden later aan ouderdom bezweek. Hij was tachtig jaar oud.
Antipater werd opgevolgd door een oude officier genaamd Polyperchon, maar deze verloor spoedig de controle over de situatie, en werd vervangen door Antipaters zoon Cassander.