ARTICLE OF CLOTHING

Woordenboekgegevens

– ARTIKEL VAN KLEDING (zelfstandig naamwoord)

Gezin 1

Betekenis:

een bedekking die bedoeld is om op het lichaam van een persoon te worden gedragen

Geklasseerd onder:

zelfstandige naamwoorden

Synoniemen:

kledingstuk; habiliment; vesture; wear; wearable

Hypernyms (“kledingstuk” is een soort van…):

consumptiegoederen (goederen (zoals voedsel of kleding) die bestemd zijn voor direct gebruik of consumptie)

bedekking (een voorwerp dat iets anders bedekt (gewoonlijk om het te beschermen of te beschutten of te verbergen))

Meeroniemen (delen van “kledingstuk”):

garderobe (verzameling kledingstukken die aan één persoon toebehoren)

Hyponiemen (elk van de volgende is een soort van “kledingstuk”):

slops (goedkope kleding (zoals die vroeger in Groot-Brittannië aan zeelieden werd verstrekt))

loungewear (kleding die geschikt is voor ontspanning)

mannenkleding (kleding die is ontworpen om door mannen te worden gedragen)

nekkleding (een kledingstuk dat om de hals wordt gedragen)

nachtkleding; nachtkleding; slaapkleding (kledingstukken die zijn ontworpen om in bed te worden gedragen)

buitenkleding; overkleding (kleding voor gebruik buitenshuis)

beschermende kleding (kleding die bedoeld is om de drager te beschermen tegen verwondingen)

confectiekleding (confectiekleding)

slip-on (een kledingstuk (kledingstuk of schoen) dat gemakkelijk aan of uit kan worden getrokken)

leisure wear (informele kleding die is ontworpen om te worden gedragen wanneer men zich ontspant)

straatkleding (gewone kleding die geschikt is voor publieke optredens (in tegenstelling tot kostuums of sportkleding of werkkleding enz.))

tailor-made (op maat gemaakte kleding)

duds; threads; togs (informele termen voor kleding)

uniform (kleding van onderscheidend ontwerp gedragen door leden van een bepaalde groep als een middel van identificatie)

vestiture (een archaïsche term voor kleding)

vrouwenkleding (kleding die is ontworpen om door vrouwen te worden gedragen)

work-clothes; werkkleding; werkkleding; werkkleding (kleding die gedragen wordt om handenarbeid te verrichten)

accessoire; accouterment; accoutrement (kleding die gedragen of gedragen wordt, maar geen deel uitmaakt van de hoofdkleding)

knitwear (gebreide kleding)

hoofdtooi; headgear (kleding voor het hoofd)

handwear; handwear (kleding voor de handen)

grijs; grey (kleding met een grijze kleur)

kledingstuk (een kledingstuk)

voetkleding (kleding die aan de voeten van een persoon wordt gedragen)

drag (kleding die conventioneel door het andere geslacht wordt gedragen (met name vrouwenkleding wanneer deze door een man wordt gedragen))

burgerlijke kleding; burgerkleding; burgerkleding; gewone kleding (gewone kleding, te onderscheiden van uniformen, werkkleding, ambtskleding, enz.)

change (een ander of nieuw stel kleren)

blue (blauwe kleding)

black (zwarte kleding (gedragen als teken van rouw))

beachwear (kleding om op een strand te dragen)

attire; jurk; gewaad (kleding van een bepaalde stijl of voor een bepaalde gelegenheid)

tooi; regiment; regalia (vooral fijne of decoratieve kleding)

kleding; kleren; jurk; kleding (kleding in het algemeen)