Correlatie van de diepte van de antegonial notch met de morfologie van het craniofaciale vlak – Een cefalometrische en elektromyografische studie
Treatment planning in orthodontics other than the biomechanical considerations requires a thorough understanding of the craniofacial musculature and its association with the growth and development of the dentofacial complex. Er is nog veel controverse over de invloed van de mandibulaire spieren op de normale groei en ontwikkeling, en op de orthodontische behandeling en stabiliteit. Het doel van deze studie was de relatie te onderzoeken tussen de diepte van de antegonial notch, de activiteit van de kauwspieren en de verticale craniofaciale morfologie. 90 volwassen personen (52 vrouwen en 38 mannen) met normale occlusie, geen voorgeschiedenis van – orthodontie behandeling, craniomandibulaire stoornis, trauma aan gezicht of kaken en spierstoornis, geen asymmetrie in het gezicht, pijn of gevoeligheid in TMJ of spieren van kauwen, geen ontbrekende tanden behalve 3e molaren. Van elke proefpersoon werd een lateraal cefalogram gemaakt met de tanden in occlusie, en de proefpersonen werden op basis van de diepte van de antegoniale inkeping in 3 groepen verdeeld – ondiep (< 1 mm), matig (1-2,5 mm) en diep (2,5 mm). De cefalometrische metingen die voor elk individu werden bestudeerd, bestonden uit 8 hoekmetingen en 8 lineaire metingen. De activiteit van de kauwspieren in rust en bij maximaal klemvolume werd ook voor elk individu geregistreerd. De resultaten suggereren dat er een verhoogde activiteit van de kauwspieren is bij personen met een diepe antegoniale inkeping, hetgeen wijst op een positieve correlatie tussen de activiteit van de kauwspieren en de diepte van de antegoniale inkeping. Er werd geen statistisch significante correlatie gezien tussen de verticale craniofaciale morfologie en de diepte van de antegonial notch.