De relevantie van analoge studies voor het begrijpen van obsessies en compulsies

Analoge steekproeven worden vaak gebruikt om obsessief-compulsieve (OC) symptomen en gerelateerde fenomenen te bestuderen. Deze benadering is gebaseerd op de hypothese dat de resultaten van dergelijke steekproeven relevant zijn voor het begrijpen van OC-symptomen bij personen met een diagnose obsessieve-compulsieve stoornis (OCD). Twee decennia geleden bekeek Gibbs (1996) de beschikbare literatuur en vond een eerste ondersteuning voor deze hypothese. Sindsdien zijn er vele belangrijke vorderingen gemaakt met betrekking tot deze kwestie. Het doel van dit overzicht was een synthese te maken van verschillende onderzoekslijnen die de hypothesen onderzoeken van het gebruik van analoge steekproeven om conclusies te trekken over mensen met OCD. We bekeken onderzoek naar de prevalentie van OC-symptomen in niet-klinische populaties, de dimensionele (vs. categorische) aard van deze symptomen, de fenomenologie, de etiologie, en studies naar ontwikkelings- en onderhoudsfactoren in klinische en analoge steekproeven. We hebben ook gekeken naar de relevantie van analoge steekproeven in het onderzoek naar de behandeling van OCD. Het beschikbare bewijsmateriaal suggereert dat onderzoek met analoge steekproeven zeer relevant is voor het begrijpen van OC-symptomen. Richtlijnen voor het juiste gebruik van analoge ontwerpen en steekproeven worden voorgesteld.