Slag bij Aphek

Het Boek Samuël verhaalt dat de Filistijnen hun kamp opsloegen bij Aphek en de Israëlieten bij Eben-Ezer. De Filistijnen versloegen de Israëlieten tijdens de eerste slag, waarbij 4.000 Israëlieten werden gedood. De Israëlieten brachten toen de Ark des Verbonds uit Shiloh naar boven, denkend dat zij daardoor “de tegenwoordigheid Gods met hen zouden hebben, en dus succes”, maar de Filistijnen versloegen de Israëlieten opnieuw, ditmaal 30.000 doden en de Ark in beslag nemend.

Samuel verhaalt dat de twee zonen van de richter Eli, Hophni en Phinehas, die dag stierven, evenals Eli. “En het geschiedde, toen hij van de ark Gods gewag maakte, dat hij van zijn zetel achterwaarts viel aan de zijde der poort, en zijn nek brak, en hij stierf; want hij was een oud en zwaar man. En hij had Israël geoordeeld veertig jaren.” (1 Samuël 4:18)

De meeste geleerden zijn het erover eens dat er meer dan één Aphek was. C. R. Conder identificeerde de Aphek van Eben-Ezer met een ruïne (Khirbet) zo’n 3,7 mijl (6 km) verwijderd van Dayr Aban (verondersteld wordt Eben-Ezer te zijn), en bekend onder de naam Marj al-Fikiya; de naam al-Fikiya is een Arabische verbastering van Aphek. Eusebius, die in zijn Onomasticon over Eben-ezer schrijft, zegt dat het “de plaats is waar de heidenen de Ark grepen, tussen Jeruzalem en Ascalon, bij het dorp Bethsamys (Beit Shemesh)”, een plaats die overeenkomt met de identificatie van Conder.