Soedan – Religies

De staatsgodsdienst is de islam, waarvan de aanhangers, voornamelijk soennieten, naar schatting 65% tot 75% van de bevolking uitmaken; de meesten wonen in het noorden. Soedan is een belangrijke doorgangsplaats voor Afrikaanse pelgrims naar Mekka en blijft daardoor nauw verbonden met de islamitische wereld. Er zijn aanzienlijke minderheden van christenen en beoefenaars van traditionele inheemse godsdiensten, vooral in het zuiden, waar het christendom naar verluidt snel groeit. Het merendeel van de christelijke gemeenschap bestaat uit belijdende rooms-katholieken. Grieks-orthodoxe, Koptische en Anglicaanse christenen zijn in kleine aantallen in de steden te vinden. Er zijn echter aanwijzingen dat veel christenen elementen van traditionele inheemse godsdiensten blijven beoefenen.

Onder de Moslims spelen religieuze broederschappen (tarigat) een belangrijke rol in het sektarische en gemeenschapsleven. De twee populairste broederschappen zijn de Ansar, die nauw verbonden is met de Umma-partij, en de Khatimia, die verbonden is met de Democratische Unionistische Partij.

De grondwet van 1973 garandeerde onbeperkte vrijheid van godsdienst, maar de islam werd als de officiële godsdienst aangemerkt. Christelijke missiescholen in het zuiden werden in 1957 genationaliseerd, en buitenlandse missionarissen werden in 1963-64 uit het zuiden verbannen. Thans vallen religieuze organisaties onder de registratiewet voor genootschappen van 1994, die in de plaats is gekomen van de omstreden wet op de missieverenigingen van 1962. In theorie kunnen kerken hierdoor een breder scala aan activiteiten ontplooien; voor kerken gelden echter dezelfde beperkingen als voor niet-religieuze ondernemingen. Religieuze groeperingen moeten worden geregistreerd en goedgekeurd om te worden erkend of legaal bijeen te komen. In de afgelopen jaren heeft de Rooms-Katholieke Kerk geen toestemming gekregen om nieuwe kerken te bouwen; andere christelijke groeperingen hebben echter wel een dergelijke toestemming gekregen.

De burgeroorlog die in 1983 opnieuw uitbrak, is grotendeels religieus. De regering wordt gedomineerd door noordelijke moslims, terwijl de zuidelijke rebellengroepen voornamelijk uit christenen en traditionalisten bestaan. De regering, die de Islam als staatsgodsdienst opeist, steunt de naleving van de Shari’ah (Islamitische) wet en heeft een jihad, of heilige oorlog, tegen de rebellengroeperingen uitgeroepen. De hoofdzakelijk christelijke rebellengroepering, de Sudan People’s Liberation Movement (SPLM) steunt een seculiere regering, maar lijkt bereid de Shari’ah-wetgeving in de noordelijke staten toe te staan.

De regering en de moslimmeerderheid gaan door met het discrimineren en vervolgen van niet-moslims. Veel niet-moslims zijn ontslagen uit overheidsdienst en niet-moslim bedrijfseigenaren worden vaak lastig gevallen en gediscrimineerd in zaken van overheidscontracten en handelsvergunningen. Studenten van christelijke scholen worden er vaak van weerhouden hun verplichte militaire dienst te vervullen, die vereist is om op de universiteit te komen. Veel moslimwerkgevers staan niet toe dat christelijke werknemers vrij nemen om op zondag de eredienst bij te wonen. Tijdens de burgeroorlog zijn verschillende niet-islamitische vrouwen en kinderen door moslims gevangen genomen, als slaven verkocht en gedwongen zich tot de islam te bekeren. Bekering van de Islam tot een andere godsdienst wordt bestraft met de dood.